In de Streek van de Salm bewijzen documenten dat de steengroeves al actief waren aan het begin van de 16e eeuw. Maar pas rond de 19e en 20e eeuw werd de “coticule” wereldwijd verkocht. Daarna begonnen de ateliers en delfputten langzaam te verdwijnen. Het slijpsteenmuseum is de levende herinnering aan één van de laatste ateliers, gebouwd in 1923 en actief tot 1955. Het bezoek begint met wat aardrijkskunde, met kaarten en dwarsdoorsneden van de grond, plus voorbeelden van mineralen en rotsen, die de rijkdom van deze streek tonen: “ardenniet”, “davreuxiet”, “ottréliet”, enz. Het vervolg toont documenten, werktuigen en voorwerpen die een beeld geven van het leven van de mijnwerkers en ambachtslieden. Een prachtige maquette van een delfput is hier een voorbeeld van. Alle machines werken nog: voor het snijden van grote blokken, het droog op maat snijden, het polijsten en het plakken.
Het slijpsteenmuseum vertelt het verhaal van een zeer speciale rots, te vinden midden in de leisteen, en ongeveer 480 miljoen jaar oud. De steen maakte haar omgeving beroemd en wordt ook wel “pierre à rasoir” genoemd, oftewel “slijpsteen voor scheermessen”. Wat eerst een artisanale en familiale broodwinning was, kreeg later industriële dimensies omdat de steen wereldwijd gebruikt werd en hij alleen in de ondergrond van Vielsalm te vinden was.